top of page
Foto van schrijverJennita Jansen

Ik zeg het maar meteen: ranonkels zijn niet de allermakkelijkste om te kweken. Maar als het lukt zéker de moeite waard. Grote, gevulde bloemen die voelen als zachte marshmallows in de prachtigste pastelkleuren met een vaasleven van 2 weken, het lijkt te perfect voor woorden. Maar dat is het niet, en met het stappenplan in deze blog én wat aandacht en liefde van jou, gaat het zeker lukken!


Ranonkels zijn onderdeel van de Ranunulaceae familie die bestaat uit ongeveer 600 soorten. De ranonkel waar het in deze blog over gaat is de Ranunculus Asiaticus, het type wat in de professionele snijbloementeelt gebruikt wordt. Deze bloemen groeien uit kleine klauwtjes die lijken op octopusjes. het blijft ongelooflijk dat zulke mooie bloemen uit deze gekke gedroogde monstertjes kunnen groeien.


Ranonkels houden van het koelere weer, zoals wij in Nederland vaak in de lente en vroege zomer hebben. Worden de dagen langer en de (bodem-)temperatuur hoger, (boven de 20 graden) dan keren ze terug in hun ruststand. Je ziet dit gauw genoeg, want het blad wordt geel en sterft langzaam af. Alle energie die nog in het blad opgeslagen zit, gaat terug naar het knolletje om zich weer op te laden voor volgend jaar.


hoe plant je ranonkels

Het planten van ranonkels is eigenlijk heel makkelijk. Ik zou ze altijd 'voortrekken', dus oppotten in een potje in plaats van meteen in de volle grond planten. Dit omdat je dan meer controle hebt over de groei, hoeveelheid water en minder last hebt van ongedierte die er met je knolletjes vandoor gaan (muizen vinden ranonkelknolletjes een heel lekker snackje). De knolletjes zijn altijd ingedroogd als je ze ontvangt, dat is helemaal normaal. Ga je ze nog niet meteen planten, bewaar ze dan op een koele, droge plek.


Ga je ze wel meteen planten, volg dan dit stappenplan:

stap 1: laat de knolletjes 3 tot 4 uur weken in een schaaltje met vers, koel water. Je zult zien dat de knolletjes dubbel zo groot worden omdat ze zich volzuigen met water. (zie bovenstaande foto)


stap 2: vul potjes van minimaal P9 formaat (9x9cm) tot aan de rand met (biologische) potgrond. Maak in het midden een holletje van ongeveer 2/3cm diep, afhankelijk van hoe groot jouw knolletjes zijn.


stap 3: plant je ranonkel in het holletje, met de klauwtjes naar beneden. 1 per potje.


stap 4: bedek het holletje met potgrond zodat de knol net onder de oppervlakte zit, maar wel helemaal bedekt is.


stap 5: druk het geheel voorzichtig aan zodat de knol goed contact maakt met de aarde. Niet te hard duwen, want je wil geen klauwtjes breken.


stap 6: geef de potjes een beetje water (niet te veel want dan gaan de knolletjes rotten) en zet je potjes in je koude kas/tunnelkas of een beschutte plek buiten. Binnen kan eventueel ook, op een lichte plek die niet warmer is dan 10 graden. Na het planten kan het tot wel 3 weken duren voordat je een groen scheutje ziet verschijnen, dus geef de moed niet te gauw op als het even duurt.


stap 7: afhankelijk van het weer kan je de planten in januari uitplanten in de volle grond (of in de potten waar je ze uiteindelijk in wilt). Zet ze minimaal 22cm uit elkaar zodat ze genoeg ruimte hebben om groter te groeien. Denk eraan dat de planten nog wel bescherming nodig tegen de vorst, in de vorm van een (tunnel-)kas of een lage tunnel.


stap 8: zodra de planten uitgeplant zijn is het belangrijk dat ze niet uitdrogen. Kijk dus dagelijks even of ze er goed bij staan en geef indien nodig wat water. Let er wel op dat je niet té veel water geeft. De grond mag altijd licht vochtig blijven. Ventilatie is ook erg belangrijk voor gezonde planten.


wanneer plant je ranonkels

Er zijn 2 momenten waarop je de knolletjes kunt planten, namelijk in de herfst en in de vroege lente. Beide momenten hebben hun eigen voor- en nadelen:


herfst:

Met 'herfst' bedoel ik in dit geval half oktober tot eind november. Het grote voordeel van je ranonkels planten in de herfst, is dat de omstandigheden buiten perfect zijn. De dagen worden korter en de nachten kouder. Overdag is het vaak nog lekker groeizaam weer, wat maakt dat de knolletjes vast ontwaken. Ranonkels die in de herfst geplant worden, hebben over het algemeen langere stelen dan knolletjes die in de vroege lente de grond in gaan.


samengevat:

knolletjes oppotten: half oktober - half november

uitplanten: januari (let op: in een beschermde omgeving, dus koude kas, tunnelkas of lage tunnelkas)

bloei: april


vroege lente:

Deze lente is wel heel vroeg, namelijk van half februari tot half maart. Maar dit is wel echt de beste periode, want ga je later beginnen met je ranonkels hebben ze niet genoeg tijd meer om te groeien en bloemen te maken voordat het vaak alweer te warm voor ze wordt.

Wanneer je in de lente begint met je ranonkels kan je bovenstaand stappenplan volgen, met als uitzondering dat je de planten in de volle grond uitplant in plaats van in een (tunnel-) kas. Toch moeten ze ook daar beschermd worden tegen eventuele vorst, maar dat kan ook met bijvoorbeeld een vliesdoek of bubbeltjesfolie.

samengevat:

knolletjes oppotten: half februari - half maart

uitplanten: april

bloei: half mei-juni


beschermen tegen de vorst

Ze kunnen wel wat kou hebben, maar wordt het kouder dan -4, bescherm je ranonkels dan tegen de vorst. Dit kan bijvoorbeeld door een vliesdoek of bubbeltjesfolie over je planten heen te leggen en/of een warmtematje onder je potjes. Let in de winter goed op het weerbericht want het zou jammer zijn als je met liefde opgekweekte plantjes bezwijken onder de kou.


ranonkels in pot

Het is ook zeker mogelijk om ranonkels in bakken en potten te kweken. Het handige hiervan is dat je ze makkelijk kunt verplaatsen als de weersomstandigheden daarom vragen. Waar je wel op moet letten met ranonkels in pot is dat je niet te veel knolletjes/plantjes in 1 pot zet, dat heeft namelijk effect op de grootte van de planten en de hoeveelheid bloemen. Denk hierbij aan 3 knolletjes/planten per pot van 15L. Zorg voor goede afwatering om te voorkomen dat je knolletjes wegrotten.


Heb je na het lezen van dit blog zin om de uitdaging aan te gaan en je eigen ranonkels te kweken?

In mijn webshop staan 4 prachtige gemixte selecties Ranonkelknolletjes. van links naar rechts: marshmallow, purple jean, porcelain en champagne.

Ik wens je heel veel plezier en succes met je eigen ranonkels en zie natuurlijk heel graag het resultaat! Tag @plukatelier op instagram zodat ik jouw plantjes en bloemen kan bewonderen.


tot de volgende!

Jennita





1.136 weergaven0 opmerkingen

Bijgewerkt op: 18 feb.

Je eigen pluktuin creëren begint met zaaien. Zaaien is niets meer of minder dan zaadjes in de aarde doen, zorgen voor vocht, licht en warmte en het moeilijkste gedeelte: geduld op zien te brengen tot ze gaan groeien. Een simpele handeling waar een mooie belofte in schuilt. Ieder zaadje is in potentie een hele plant waar je iets moois en/of lekkers van kunt plukken. Bloemen, groente, vruchten, het begint allemaal met dat ene zaadje.


In mijn eigen pluktuin werk ik veel met eenjarigen. Dit zijn bloemsoorten die in slechts één jaar de hele cyclus van zaad tot zaad doormaken. Het begint met het ene zaadje dat jij in de aarde doet, waar een mooie plant uit groeit. Enkele maanden later oogst jij de bloemen en zodra we richting het einde van het bloeiseizoen gaat maakt de plant weer zaden aan. Die zaden kan je oogsten en het volgende jaar opnieuw zaaien. Een indrukwekkende prestatie in slechts een paar maanden, vind je ook niet?!



Zaaien kan op verschillende manieren: voorzaaien, en direct in de volle grond.

Het voordeel van voorzaaien is dat je eerder in het jaar kan beginnen met zaaien dan wanneer je direct in de volle grond zaait. Je plant gaat al lekker beginnen met groeien en jij kan hierdoor weken eerder genieten van de bloei. Je zet namelijk half mei een plantje buiten dat al bijna 2 maanden oud is, in plaats van dat je op dat moment een zaadje in de grond doet. Een bijkomend voordeel van een groter plantje in de grond zetten is dat je minder last hebt van muizen en slakken die je zaden of je planten opeten.


Daarnaast is het heel fijn op deze manier controle te hebben over je plantjes, soorten en de hoeveelheid. Op het moment dat je je planten voorzaait kies je zelf hoeveel zaadjes je plant en welke soorten & kleuren. Op het moment dat zaadjes niet opkomen (en je dus minder planten krijgt dan je hoopte) ben je vaak nog ruim op tijd om bij te zaaien. Ik geef vaak het advies 20% meer te zaaien dan je planten nodig hebt, want er is altijd een marge van zaadjes die niet opkomen of plantjes die alsnog doodgaan. Dat gebeurt iedereen, dus als dit bij jou het geval is ligt het echt niet aan jouw groene vingers. En als toch alles opkomt en het overleefd heb je lekker wat plantjes om weg te geven, daar wordt iedereen blij van. Ook kan je bij het uitplanten zorgen dat de plantjes op de juiste afstand van elkaar staan en iedereen genoeg ruimte heeft om tot bloei te komen.


Redenen om direct in de volle grond te zaaien zijn er natuurlijk ook.

Direct in de volle grond zaaien scheelt werk, want je bent niet met potjes en gieters in de weer en hoeft er thuis geen vensterbanken voor vrij te maken. Maar het is ook een stuk minder makkelijk te controleren. Want tijdens het zaaien in de grond maak je vaak ook onkruidzaden ‘wakker’, tijdens het water geven kunnen de zaden wegspoelen en dan zijn er nog een boel insecten, vogels en muisjes die jouw zaadjes ook wel lekker vinden.. dus als er niks opkomt heb je eigenlijk geen idee hoe dat nou komt. Toch wil ik je niet ontmoedigen om dit ook eens te proberen, want als het wél lukt heb je op een super makkelijke manier heel veel bloemen om van te plukken. En het is ook fijn dat je het op deze manier iets meer aan de natuur overlaat. De zaden zullen ontkiemen op het moment dat zij voelen dat hun ideale omstandigheden gekomen zijn, bijvoorbeeld qua (grond) temperatuur of daglengte (uren licht op een dag). 


Ter illustratie, afgelopen jaar heb ik mijn korenbloemen zowel voorgezaaid, als direct in de volle grond. Ongeveer 3 weken na elkaar, in de hoop dat de bloei elkaar op zou volgen. Dus als de eerste (voorgezaaide) zaaisels uitgebloeid waren, zou de volgende zaai-ronde in bloei komen. Ook de direct gezaaide zaden kwamen grotendeels op en het grappige was dat die uiteindelijk even snel bloeide als mijn 3 weken eerder voorgezaaide exemplaren. Er was uiteindelijk helemaal geen onderscheid meer te maken. Experiment geslaagd! Je kunt altijd de helft van je zaden voorzaaien en de helft direct in de volle grond, om zelf te ervaren wat de verschillen zijn en welke methode het beste bij jouw manier van tuinieren past.



239 weergaven0 opmerkingen
Foto van schrijverJennita Jansen

zelf een mooie groene kerstkrans maken?

In onderstaande video leg ik uit hoe je dit kan doen, veel maakplezier!


Wat je nodig hebt:

- een basisring, dit kan er eentje van metaal zijn maar ook een van takken of een strokrans.

- snoeischaar

- binddraad, ijzerdraad of touw

- diverse soorten groen, ik gebruik pinus, nobilis en eucalyptus. Ik het filmpje zeg ik per ongelijk 2x pinus maar die grote tak is natuurlijk nobilis.

- optioneel extra toevoegingen als els of lariks takjes, of een besje voor wat kleur


Stap 1:

Bevestig het binddraad aan de basiskrans door het een paar keer om de krans heen te wikkelen


Stap 2:

Knip je materialen in korte stukjes (10-15cm) en leg ze per soort bij elkaar. Zo heb je alles klaarliggen op de juiste lengte.


Stap 3:

Maak een boeketje van de verschillende soorten groen/materialen die je hebt gekozen voor je krans en bind de stelen met het binddraad vast aan de ring. Sla het draad 2-3x om de stelen en de krans zodat het lekker stevig vast zit. Knip het binddraad niet af maar laat het klosje ‘hangen’.

Stap 4:

Maak opnieuw een boeketje van het groen en de takjes. Leg dit boeketje dakpansgewijs over het vorige boeketje, zodat je het punt waar het ijzerdraad bedekt. Maak dit tweede boeketje op dezelfde manier aan de ring vast. De boeketjes overlappen dus gedeeltelijk.


Stap 5:

Ga op deze manier verder tot je je hele ring bedekt hebt met groen. Zodra je laatste boeketje vastzit knip je het ijzerdraadje af en wikkel je hem nog even een paar keer om de ring zodat alles goed vast blijft zitten.


Stap 6:

Maak je krans eventueel af met lampjes en/of een mooie strik en hang hem op een plek waar je er lekker vaak naar kunt kijken. Geniet van je eigen creatie!


142 weergaven0 opmerkingen
bottom of page